Matthias Kuiterman
Oprichter | columnist
Twee weken geleden vond in Parijs de openingsceremonie van de Olympische Spelen plaats. Nog diezelfde avond ontstond er ophef over bepaalde onderdelen van de ceremonie, wat een aantal dagen aanhield. Reden voor de ophef was onder anderen een fragment uit de ceremonie waarbij drag queens het schilderij ‘Het Laatste Avondmaal’ van Leonardo da Vinci hebben uitgebeeld. Vanuit de hele wereld kwam er kritiek over de respectloze manier waarop men met een godsdienst omging. Een aantal dagen later bood de organisatie excuses aan.
In de dagen na de openingsceremonie kwamen er ook andere geluiden; namelijk dat niet Het Laatste Avondmaal zou zijn uitgebeeld, maar het schilderij ‘Feest van de goden’, van schilder Jan van Bijlert. Persoonlijk werd mij (ook ik uitte kritiek op de ceremonie) in de dagen na de ceremonie door een bekende verweten dat wij ons laten meeslepen door ‘fophef’.
Toch ben ik, net als vele anderen, er niet van overtuigd dat er tijdens de openingsceremonie een feestmaaltijd van Griekse goden werd uitgebeeld. De reden hiervoor is dat er meer aspecten uit de ceremonie zijn waar menig christen op z’n minst vraagtekens bij stelden. Ik zal u hier niet vermoeien met theologische paralellen, mocht u daarin geïnteresseerd zijn dan kunt u zich bij mij melden. Dit is de reden waarom menigeen nog steeds met grote scepsis naar de openingsceremonie kijkt.
Ondanks alle kritiek, geeft de ophef over de openingsceremonie ons ook een kans. Een kans op zelfreflectie. Want waarom is het nodig om een bepaalde groep mensen de kwetsen door op een spottende manier om te gaan met hun geloof?
Verbod op godslastering?
In 2013 kreeg een wetsvoorstel van D66 en SP om het verbod op blasfemie (godslastering) uit het Wetboek van Strafrecht te halen een meerderheid. Hiermee verdween dit artikel, wat sinds 1932 bestond, uit de wet.
Laat ik voorop stellen dat ik geen voorstander ben van het opnieuw invoeren van een dergelijk verbod. Er zijn genoeg kwalijke voorbeelden uit andere landen waar het verbod op godslastering nog steeds geldt, en waar dit verstrekkende gevolgen heeft. Een voorbeeld hiervan is de zaak rondom Asia Bibi. Deze Pakistaanse vrouw werd in 2010 ter dood veroordeeld vanwege het beledigen van de islamitische profeet Mohammed. Dankzij hulp van verschillende organisaties en de dapperheid van haar advocaat – die ondanks bedreigingen Asia Bibi bleef verdedigen – werd zij in 2018 vrijgesproken.
Hoewel ik dus van mening ben dat er geen juridisch verbod op godslastering moet zijn, ben ik wel van mening dat op ons allemaal de morele verplichting rust om op een respectvolle manier met religies om te gaan. Helaas schort het hier vaak nog aan.
Morele verplichting
De manier waarop wij met elkaar en met elkaars normen, waarden en religies omgaan, zegt veel over de maatschappij waarin wij leven. Dit geldt dus ook voor de manier waarop wij reageren wanneer het geloof van anderen wordt bespot. Er gaan op dit punt gelukkig ook dingen goed, maar er is ook nog winst te behalen.
Zo is er terechte kritiek wanneer er in ons land een wedstrijd wordt gehouden om een spotprent van Mohammed te maken of als men op een andere manier de islam in diskrediet brengt. Dit gebeurd ook wanneer een Jood niet veilig met een keppeltje over straat kan lopen.
Het is positief dat in deze gevallen een meerderheid van de Nederlanders zich uitspreekt tegen deze vormen van godslastering en discriminatie. Maar als christen valt het mij op dat dit minder is wanneer het om het christendom gaat. Zo is de naam van Jezus als scheldwoord gebruiken of ‘gvd’ zeggen in ons land bij wijze van spreken bijna tot cultureel erfgoed verheven. Slechts in zeer enkele gevallen hoor ik dat men de ander hierop aanspreekt.
Mijn oproep aan een ieder is om wat voorzichtiger om te gaan met hetgeen wat je naaste dierbaar is. We hebben in dit land een verscheidenheid aan culturen en het is waardevol dat deze naast elkaar kunnen bestaan. Maar dit vraagt van ons allemaal een houding waarin we op een respectvolle manier met elkaar en elkaars normen en waarden omgaan.